Gluren bij de buren. Wat kunnen we leren over samenwerken op basis van de Vlaamse ervaringen met Family Justice Centers?

(Bron afbeelding: © Getty Images)

 

Janine Janssen[1] & Karlijn Juncker[2]

 

Inleiding

In de zomer van 2004 werd de Vlaamse provincie Limburg opgeschrikt door een aantal familiedrama’s. Een gevolg hiervan was dat de aanpak van wat in Vlaanderen ‘intrafamiliaal geweld’ heet, hoog op de politieke agenda kwam te staan. Tot die tijd was er niet echt sprake van een gecoördineerde of gestructureerde samenwerking. Er waren veel verschillen in aanpak op lokaal niveau en wat in Vlaanderen politiezones worden genoemd. De vraag was: kon en moest dat niet anders? Een ‘Provinciale Denktank Intrafamiliaal Geweld’ werd in het leven geroepen die onder meer de samenwerking tussen politie, justitie en hulpverlening moest verbeteren. [3] Daaruit zijn onder meer Family Justice Centers (FJC’s )[4] voortgekomen. Inmiddels hebben verhalen over positieve Vlaamse ervaringen met nieuwe werkwijzen rond samenwerking ook Nederland bereikt. In Tilburg waar ook aan de inrichting van een FJC wordt gewerkt, werden die door de Taskforce Kindermishandeling opgepikt. In de regio Hart van Brabant hebben jaarlijks 3000 kinderen met huiselijk geweld of kindermishandeling te maken. Omdat de cijfers maar niet dalen is in 2017 de regionale Taskforce Kindermishandeling in het leven geroepen. De Taskforce is een netwerk van professionals, organisaties en inwoners die zich betrokken voelen bij de aanpak van kindermishandeling. Naast het vergroten van kennis over deze problematiek en het bevorderen van preventie, zet de Taskforce zich ook in voor het verbeteren van samenwerking.[5] Dat is eveneens een landelijk streven. Het nationale meerjaren­programma ‘Geweld hoort nergens thuis’ is er op gericht om huiselijk geweld en kindermishande­ling terug te dringen, de schade ervan te beperken en de vicieuze cirkel van geweld, de overdracht van generatie op generatie te doorbreken. Een duurzame oplossing wordt gezien in betere samenwerking tussen profes­sionals.[6]

Nieuwsgierig naar de ervaringen in Vlaanderen zijn we op bezoek geweest bij FJC’s in Antwerpen[7] en in Hasselt.[8] In deze bijdrage staat de vraag centraal wat we in Nederland kunnen leren van de Vlaamse opzet van FJC’s. In de eerste paragraaf gaan we in op de vraag waarom samenwerken zo belangrijk is bij de aanpak van verschillende vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties. In de tweede paragraaf leggen we kort uit wat een Family Justice Center eigenlijk is en hoe een en ander in Vlaanderen vorm heeft gekregen. In diezelfde paragraaf besteden we ook kort aandacht aan enkele methodologische problemen die onlosmakelijk verbonden zijn aan een internationale vergelijking. Want kunnen we hier te lande zomaar alles overnemen wat in Vlaanderen al gestalte heeft gekregen? In de derde paragraaf zoomen we dan in op wat we geleerd hebben bij onze bezoeken aan onze Zuiderburen. We sluiten af met een bondig slotakkoord.

 

  • Waarom is samenwerken zo belangrijk?

Bezien vanuit het fenomeen

Of we nu spreken van ‘intrafamiliaal geweld’ of van ‘geweld in afhankelijkheidsrelaties’ zoals in Nederland gebeurt,[9] feit is dat geweld in de intieme sfeer nooit alleen bepaald en verklaard kan worden door kenmerken van individuen of van gezinnen. Ook aspecten uit de sociale omgeving en op maatschappelijk niveau hebben invloed op het ontstaan en voortbestaan van geweld. Bij de analyse wordt dan ook vaak gebruik gemaakt van een ‘ecologisch model’ om al die factoren met elkaar in verband te brengen.[10] Sommige factoren zijn te veranderen – schulden kunnen bijvoorbeeld afgelost worden – en andere weer niet – denk aan een chronische ziekte. Daarnaast zijn voor de aanpak van verschillende aspecten in dit soort complexe zaken doorgaans verschillende vormen van deskundigheid nodig: bijvoorbeeld een pedagoog voor de kinderen, een schuldhulpverlener voor de ouders en een deskundige die helpt met de aanpak van verslaving. Op de een of andere manier zullen al die deskundigen met de betrokken mensen goed samen moeten werken om complexe problemen in het gezin te ontrafelen en aan te pakken.

Bezien vanuit het perspectief van de cliënt of de betrokken burger

Cliënten of betrokken burgers – we bedoelen hier mensen die problemen in hun gezin hebben en een beroep doen op verschillende soorten hulp en/of met de politie in aanraking komen –  hebben behoefte aan overzicht en inzicht in hoe de begeleiding en het contact met professionals gestalte gaat krijgen en verder zal verlopen. Ze willen niet hoeven zoeken in complexe structuren en ook niet herhaaldelijk hetzelfde verhaal vertellen aan telkens weer andere professionals. Juist bij mensen die in de problemen zitten, bestaat er behoefte aan continuïteit, waaraan een goede samenwerking van professionals een belangrijke bijdrage kan leveren. Zo deed onlangs de organisatie ‘Vergeten kind’ onderzoek naar het aantal hulpverleners waarmee kinderen contact hebben. In een onderzoek onder 110 kinderen en 89 hulpverleners, bleek dat vooral kinderen die binnen de jeugdhulpverlening in een groep wonen gemiddeld 64,6 hulpverleners zien. Dat dat aantal zo hoog is, komt onder andere doordat kinderen vaak doorverhuizen binnen de jeugdhulpverlening. Gemiddeld zijn de uit huis geplaatste kinderen uit onderzoek zes keer verplaatst. Drie op de vijf jongeren hebben dan ook afscheid moeten nemen van een hulpverlener die ze nog niet wilden missen.[11]

Bezien vanuit het perspectief van de professional

Professionals die zich realiseren dat zij zelf een radertje zijn in de bredere veiligheidszorg en dat zij dus ook een beroep moeten doen op andersoortige kennis en kunde van professionals binnen en buiten hun eigen organisatie, weten dat samenwerken essentieel is. Het gevoel om daadwerkelijk op anderen te kunnen bouwen ten gevolge van een goede samenwerking kan ook handelingsverlegenheid voorkomen. Maar hoe doe je dat? Tegenwoordig worden niet zomaar nieuw organisaties op- en ingericht. Samenwerking vindt vooral plaats door het vormen van netwerken. Dat wil zeggen dat medewerkers in dienst blijven van wat wij hier de ‘moederorganisatie’ noemen, maar daarnaast ook deelnemen aan een netwerk waarin zij een gezamenlijk doel nastreven of een taak uitoefenen.[12] Het wordt tijd dat we eens een kijkje gaan nemen bij de buren.

 

  • Vlaamse ervaringen met Family Justice Centers

Ervaringen in Vlaanderen: werk in uitvoering

De term FJC is afkomstig uit de Verenigde Staten. Het eerste FJC werd omstreeks 2004 in San Diego opgericht. De achterliggende gedachte was om een aantal diensten samen te brengen en zo een gecoördineerd hulpaanbod aan families in problemen te kunnen doen.[13]  Inmiddels is er ook een European Family Justice Center Alliance die een FJC als volgt omschrijft: ‘a multiagency, multidisciplinary service center where public and private agencies assign staff members to, on a full-time or part-time basis, to provide services to victims of gender based violence, domestic violence, child abuse and sexual violence and their families from one location. The overall goal of a Family Justice Center is to ensure that clients have access to all necessary services, to enhance their safety and increase offender accountability. Victims and their families who report there can obtain legal advice, safety planning, make a statement, obtain accommodation planning, medical evidence of violence, transport assistance, trauma processing, etc. A Family Justice Center provides one physical location: to reduce the number of places victims must visit to obtain all the help and the services they need to put an end to the violence, to reduce the number of times victims must tell their story, to foster collaboration and a common approach of the different agencies, to increase access to services and support for victims and their children’.[14]

 

In Vlaanderen waar tot het begin van deze eeuw het hulpverleningsaanbod nogal versnipperd was en waar naar aanleiding van de in inleiding genoemde familiedrama’s gezocht is naar een andere benadering, is gebaseerd op het Amerikaanse voorbeeld getracht een eigen invulling aan deze manier van werken te geven.

In Vlaanderen zijn er momenteel drie FJC’s: in Antwerpen[15], Hasselt[16] en in Mechelen Wat wij in het nu volgende presenteren is gebaseerd op de bestudering van literatuur en op gesprekken die tijdens werkbezoeken aan het FJC van Antwerpen en Hasselt zijn gevoerd. Het eerste belangrijke punt dat onze Vlaamse gesprekspartners ons op het hart drukten, is dat we ons moeten realiseren dat de werkwijzen in van de FJC in deze drie steden niet identiek is. Zo wordt bijvoorbeeld in Hasselt vooral gewerkt op basis van politiemeldingen, terwijl in Antwerpen meer de gedacht wordt aan een ‘one stop shop’, waarbij ook andere partijen aan kunnen kloppen.[17] In Mechelen zou weer meer het accent op de preventie liggen.[18] Die verschillen in aanpak hebben onder meer te maken met lokale verschillen in de werkwijzen van de politie.[19] Tijdens ons bezoek aan Hasselt[20] werd ook de boodschap meegegeven dat het FJC aldaar nog in ontwikkeling is: men zou graag een ruimer werkgebied willen bestrijken en zich buiten politiemeldingen ook voor andere partijen open willen stellen – denk in dit verband bij voorbeeld aan huisartsen en ziekenshuizen – , maar een en ander is onder  meer afhankelijk van financiering. Ook zou men graag zien dat de werkwijzen van de FJC’s meer eenheid gaan vertonen. De boodschap die wij uit literatuur en gesprekken halen is, dat het hier om ‘werk in uitvoering’ gaat: we hebben enthousiaste professionals gesproken, die de gedachte van een geïntegreerd hulpverleningsaanbod aan gezinnen in moeilijkheden aan het hart gaat, maar daarbij ook nog de nodige mitsen en maren zien.

Appels en peren?

Het is al weer meer dan twintig jaar geleden dat onder leiding van Sherman een lijvig rapport aan het Amerikaanse Congres werd gepresenteerd over de vraag welke interventies bij de aanpak van criminaliteit soelaas bieden.[21] Een belangrijke punt van de auteurs was dat je niet zomaar kunt stellen of iets wel of niet werkt: de vraag is wat werkt voor wie en onder welke omstandigheden. Bij ons bezoek aan België moesten we daaraan denken. Eens gluren bij de buren in de hoop daar wat van op te steken kan nooit kwaad. Maar bij het vergelijken dient wel een aantal nuances te worden betracht omdat anders het gevaar bestaat dat appels met peren vergeleken worden. In dit verband willen wij twee belangrijke nuanceringen aanbrengen. In de eerste plaats dienen wij ons te realiseren dat ons object van studie niet statisch is. In Vlaanderen heeft het FJC een relatief korte geschiedenis. In feite ontwikkelt de aanpak zich nog steeds verder door. Dit simpele gegeven roept dan wel de vraag op: wat bestuderen we dan en waarmee vergelijken we de Nederlandse situatie? In de tweede plaats moeten we ons er terdege van bewust zijn dat de politieke en bestuurlijke omgeving waarin de veiligheidszorg in Vlaanderen en in Nederland gestalte krijgt, niet identiek is. Hoe die context eruit ziet is echter van grote invloed op in het bijzonder de financiering en de inrichting van de veiligheidszorg in het algemeen. Dit betekent dat (onderdelen van) werkwijzen waar onze gesprekspartners in Vlaanderen goede ervaringen mee hebben, niet zomaar in Nederland kunnen worden geïmplementeerd. Bij elke nieuwe interventie, werkwijze of samenwerkingsverband moet immers rekening gehouden worden met de context waarbinnen deze ingezet zullen worden.[22] Klakkeloos overnemen is er met andere woorden dus niet bij. Wat wel mogelijk is, is om bij de buren op zoek te gaan naar ook voor de Nederlandse situatie relevante lessen.

 

  • Belangrijke lessen

Samenwerken is een middel en geen doel

Samenwerken is geen op zichzelf staand doel, het is een hulpmiddel.[23] Het doel is om mensen in nood te helpen. Daarbij wordt er gestreefd naar een systeemaanpak, dat wil zeggen dat het complete gezin dat in de problemen zit, in ogenschouw wordt genomen. Het moet om maatwerk gaan, waarbij de betrokkenen zelf een actieve rol hebben.[24]

Alles onder één dak is niet voldoende

Het idee achter samenwerking zoals in een FJC is dat afstanden tussen professionals worden verkleind, zodat het samenwerken wordt vergemakkelijkt. Letterlijk samen onder één dak gaan zitten is een zeer concrete manier om de afstand te verkleinen. Professionals leren elkaar zo op eenvoudige manier beter kennen en vertrouwen. Maar als de problematiek van huiselijk geweld ons nu één ding leert, dan is het wel dat het delen van een voordeur en een koffieapparaat niet garant staat voor een vreedzame co-existentie, laat staat een fijne samenwerking. Het helpt wel om samen een onderkomen te delen, maar tijdens gesprekken in Hasselt en in Antwerpen is ons gewezen op andere randvoorwaarden.

Werken aan gezamenlijkheid: geitenwollen sokken versus matrakkendragers

In de inleiding noemden we al de ‘Provinciale Denktank Intrafamiliaal Geweld’. In dat gremium waren verschillende partijen vertegenwoordigd die niet gewend waren met elkaar samen te werken en ook geen helder beeld hadden van taken en verantwoordelijkheden van de andere partijen aan tafel. De geitenwollen sokken stonden aanvankelijk letterlijk en figuurlijk tegenover de ‘matrakkendragers’. [25] Een matrak is een gummi wapenstok. Het gaat hier om een enigszins stereotype verwijzing naar de politie. Dat geldt natuurlijk ook voor de term ‘geitenwollen sokken’. Er moest dan ook geïnvesteerd worden in het aanleren van gespreks –en vergadertechnieken. Op bezoek in Antwerpen en in Hasselt hebben ons vergelijkbare geluiden bereikt. Ons werd uitgelegd dat je op zoek moet naar een gemeenschappelijke taal. Dat kan heel goed door te beginnen met de problematiek waarvoor alle partners gezamenlijk aan de lat staan: allen hebben ze immers een rol te spelen bij de aanpak van geweld in familiekring. Dat is wat hen bindt. Van daaruit kan dan weer verder worden ingezoomd op specifieke kenmerken van de samenwerking. Het starten met aandacht voor het aan te pakken fenomeen past ook in een aanpak waarin de cliënt centraal staat. Het ontstaan van een gemeenschappelijke taal wordt ook bevorderd door het samen volgen van cursussen en opleidingen: daarmee wordt een ervaring gedeeld alsmede gemeenschappelijk jargon aangeleerd. Naast het zoeken van een gemeenschappelijke taal en doelen is het ook belangrijk om aandacht te besteden aan het hanteren van conflicten. Want hoe ga je met elkaar om als je het niet eens bent of niet met elkaar eens kunt worden, bijvoorbeeld bij het inschatten van risico’s en het maken van een concreet plan van aanpak?[26] Een twistpunt is vaak het delen van informatie: wat mag wel en wat mag niet? In dit soort situaties kunnen ook problemen ontstaan door vingerwijzen naar elkaar en die uiteindelijk ook kunnen leiden tot twisten over hiërarchie in het samenwerkingsverband.[27] Bij de aanpak van complexe zaken lijken verschil van inzicht en mening op zijn tijd nu eenmaal onvermijdelijk. Intervisie of supervisie waarin periodiek aandacht wordt besteed aan dit soort issues kan een belangrijke rol spelen bij het hanteren van dit soort kwesties en daardoor bijdragen aan goede werkverhoudingen.

Kenmerken van de individuele professional die participeert in het FJC

Wie in een nieuw samenwerkingsverband terecht komt, belandt niet in een gespreid bedje. Veel moet in de praktijk uitgezocht worden, er liggen nog geen vaste structuren. Dat moet een professional liggen. Het vraagt een ondernemende en ook een onderzoekende houding. Daarnaast moet de professional ook openstaan voor collega’s die een andere disciplinaire achtergrond hebben en in het samenwerkingsverband een andere organisatie vertegenwoordigen. De werkdruk kan om verschillende redenen als stevig worden ervaren: aanvankelijk omdat er een nieuwe weg gezocht moet worden, maar als een samenwerking eenmaal loopt, kan dat succes er ook toe bijdragen dat steeds meer casuïstiek wordt voorgelegd. Dan moet er wel wat neergezet worden, omdat twijfels aan de samenwerking voorkomen moeten worden. De letterlijk en figuurlijk betrokken professional kan dan een druk om te presteren ervaren. Er is ook geopperd dat het een succesfactor kan zijn als het leiderschap van een dergelijk samenwerkingsverband in de vorm van een duobaan mogelijk is.[28]

Een goede terugkoppeling aan de ‘moederorganisaties’

Het FJC is een samenwerkingsverband waaraan verschillende organisaties deelnemen. Het is dus niet een zelfstandige organisatie zoals de politie of een instelling voor hulpverlening. Bij een FJC worden juist professionals uit dit soort organisaties ondergebracht die hun ‘moederorganisatie’ vertegenwoordigen. De praktijk leert dan dat het heel belangrijk is dat deze vertegenwoordigers zich niet alleen realiseren dat zij bijvoorbeeld in het FJC de politie of de hulpverlening vertegenwoordigen. Net zo belangrijk is dat zij zich rekenschap geven van het feit dat zij bij de politie of de hulpverlening het FJC vertegenwoordigen. Als de professional dat namelijk niet goed doet, dan bestaat het risico dat in de moederorganisatie het gevoel ontstaat van ‘he, we zijn Piet kwijt, want die zit bij het FJC’. Want zonder periodieke terugkoppeling van vorderingen in samenwerking binnen het FJC, krijgen de ‘achterblijvers’ in de moederorganisatie inderdaad het gevoel dat ze capaciteit hebben geïnvesteerd zonder dat daar een rendement tegenover staat. Kortom: vertegenwoordiging dient dus altijd naar twee kanten uit te gaan: van de eigen organisatie naar het FJC en omgekeerd.[29]

Betrek de wetenschap

Wetenschappelijke begeleiding zou zich onder meer kunnen richten op de vraag hoe de samenwerking verloopt, daarnaast bestaat er bij de professionals ook behoefte aan recidiveonderzoek. Een groot probleem bij geweld in familierelaties is het chronische karakter: het blijft niet alleen in bestaande gezinnen terugkomen, er is helaas ook sprake van intergenerationele overdracht. Daarmee wordt bedoeld dat kinderen die opgroeien in gezinnen met geweld, in hun volwassen leven het risico lopen dit patroon in hun eigen relatie en gezin te continueren.[30] Tot op welke hoogte kan het samenwerkingsverband daadwerkelijk bijdragen aan het beperken en stoppen van dit gewelddadige patroon? Een andere vraag die bij professionals leeft is of daadwerkelijk alle gezinnen met problemen bereikt worden? Wetenschappelijke begeleiding zou dus ook een rol kunnen hebben bij het verder ondersteunen van mogelijkheden om tijdig riskante situaties en gezinnen in problemen te herkennen.

 

Tot slot: blijven erkennen dat samenwerken niet vanzelf gaat

Geweld in families is zowel in Nederland als in Vlaanderen een groot maatschappelijk probleem. Een zo efficiënt mogelijk ingerichte veiligheidszorg is dan ook essentieel om met dit complexe onderwerp goed om te kunnen gaan. Maar complexe problemen laten zich nu eenmaal niet simpel oplossen. De praktijk leert dat verschillende vormen van deskundigheid nodig zijn en dat er samengewerkt dient te worden. Hoewel niemand zal betwisten dat samenwerking nodig is, leert de praktijk en ook ons bezoek aan Vlaanderen dat dat niet vanzelf gaat. Met betrekking tot intieme relaties wordt wel eens gezegd dat liefde een werkwoord is. Daarmee wordt bedoeld dat na een initiële verliefdheid partners de liefde niet op hun beloop kunnen laten: in een relatie moet blijvend geïnvesteerd worden. Om met elkaar samen te kunnen werken hoef je niet van elkaar te houden, maar ook dit type relatie vergt permanent onderhoud. Wat ons in ieder geval heeft getroffen is dat onze gesprekspartners met klem aangaven niet meer terug te willen naar de werksituatie van voor de komst van het FJC.

[1] Prof. dr. Janine Janssen is lector Veiligheid in Afhankelijkheidsrelaties aan Avans Hogeschool, Hoofd Onderzoek van het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld van de nationale politie, bijzonder hoogleraar Rechtsantropologie aan de Open Universiteit en voorzitter van de redactie van PROCES.

[2] Drs. Karlijn Juncker is projectmedewerker bij het lectoraat Veiligheid in Afhankelijkheidsrelaties aan Avans Hogeschool.

[3] S. Reggers & D. Wyckmans, Samen maken we het verschil. Op weg naar een Family Justice Center. Ervaringen uit Limburg, Limburg: Family Justice Center Limburg, 2018.

[4] A. Groen, P. Franck & D. Simons, One safe place for hope and empowerment. Development of multidisciplinary approach of domestic violence, child abuse and sexual abuse in European family justice centers, Brussel: Politeia, 2017.

[5] https://www.zorgenomeenkind.nl/taskforce-kindermishandeling/

[6] Op 25 april 2018 werd dit programma gelanceerd door ministers De Jonge (VWS) en Dekker (Rechtsbescherming) samen met Annemarie Penn-te Strake namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Het actieprogramma bevat een groot aantal maatregelen om huiselijk geweld en kindermishandeling terug te dringen en duurzaam op te lossen.

[7] Met dank aan Pascale Francken en Davy Simons van het FJC in Antwerpen en aan Judith Propper-Groen voor het interview.

[8] Met dank aan Dries Wyckmans, Nienke Scholten, Irmgard Manshoven, Liselotte Coninx en Gert Cools van het FJC in Hasselt.

[9] Zie voor een overzicht van de in Nederland en in Vlaanderen gebruikte terminologie: Groenen, W. D’haese, J. Janssen & K. Lünnenman, ‘Intrafamiliaal geweld in Nederland en België’, in: Cahiers Politiestudies, 2, nr. 51, 2019: 13-34. Zie ook: J. Janssen, Afhankelijkheid en weerbaarheid. Over het complexe en bonte werk van professionals bij de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties, Den Bosch: Expertisecentrum Veiligheid, Avans Hogeschool (Lectorale rede), 2016.

[10] Zie: U. Bronfenbrenner & P.A. Morris, ‘The bioecological model of human development’, in: R.M. Lerner & W. Damon (red.), Handbook of child psychology: Theoretical models of human development, Hoboken, NJ: John Wiley & Sons Inc, 2006: 793-828; A. Ten Boom & K. Wittebrood, De prevalentie van huiselijk geweld en kindermishandeling in Nederland, Den Haag: WODC, 2019.

[11] Zie: https://www.hetvergetenkind.nl/onderzoek-2020

[12] Zie over de noodzaak om samen te werken in de veiligheidszorg: J. Janssen, Schering en inslag. Enkele wenken voor politieambtenaren en andere professionals voor opbouw en onderhoud van netwerken in de multi-etnische samenleving, Den Haag: Boom Lemma Uitgevers, 2011. Zie voor een historisch overzicht van de ontwikkeling en de bestudering van netwerken: J. Raab & P. Kenis, ‘Heading Toward a Society of Networks. Empirical Developments and Theoretical Challenges’, in: Journal of Management Inquiry, Vol. 18, nr. 3: 198-210.

[13] C. Gwinn & G. Strack, Dream big, Tuscon: Wheatmark, 2010.

[14] https://www.efjca.eu/centers

[15] https://fjc-veiligthuis.be/antwerpen/

[16] https://fjc-veiligthuis.be/limburg/

[17] Zie ook: D. Simons, ‘Ketenaanpak van CO3: een steentje in de rivier verlegd?’, in: Cahiers Politiestudies, 2, nr. 51, 2019: 111-134.

[18] In deze bijdrage gaan we verder niet meer in op de situatie bij het FJC in Mechelen.

[19] Zie voor een beschrijving van de werkwijze van de politie in België bij de aanpak van partnergeweld: E. Vergaert, S. Withaeckc & G. Coene, ‘Van ketenaanpak tot versnippering? Exploratie van beleids- en politionele praktijken t.a.v. partnergeweld in België’, in: Cahiers Politiestudies, 2, nr. 51, 2019: 153-170.

[20] D. Wyckmans  & S. Reggers (red.). Vorm een keten om kinderen te beschermen, Limburg: Provincie Limburg, 2015.

[21] L.W. Sherman, D. Gottfredson, D. MacKenzie, J. Eck, P. Reuter & S. Bushway, Preventing Crime: What Works, What Doesn’t, What’s Promising: A Report To the United States Congress, Marlyland: University of Maryland, 1997.

[22] Sherman et al. 1997.

[23] W. Hart, i.s.m. M. Buiting, Verdraaide organisaties. Terug naar de bedoeling, Deventer: Vakmedianet, 2012.

[24] Groen, Franck & Simons 2017; Reggers & Wyckmans 2018, https://www.efjca.eu/centers

[25] Reggers & Wyckmans 2018.

[26] Groen, Franck & Simons 2017.

[27] J. Goedee & A. Entken, (Ont)keten – implementeren van werken in ketens, Den Haag: Boom Lemma Uitgevers, 2006; J. Janssen, ‘Organisaties, cultuur en eergevoel. Over complexe institutionele samenwerking bij de aanpak van eergerelateerd geweld’, in: Proces, nr. 4, 2008: 132-137; H.B. Milward, P. Kenis, J. Raab, ‘Introduction: Towards the control of networks’, in: International Public Management Journal, 9(3), 2006: 203-208.

[28] Groen, Franck & Simons 2017; Reggers & Wyckmans 2018.

 

[29] Groen, Franck & Simons 2017; Reggers & Wyckmans 2018.

 

[30] Janssen 2016.